Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met het op 28 april 1989 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake hulpverlening, 1989 (Trb. 1990, 109) wenselijk is nieuwe regelen te stellen met betrekking tot hulpverlening en in verband daarmee het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
[Wijzigt Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.]
ARTIKEL II
[Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.]
ARTIKEL III
[Wijzigt de Wet op de strandvonderij.]
ARTIKEL IV
[Wijzigt de Wet aansprakelijkheid olietankschepen.]
ARTIKEL V
Op een hulpverlening die vr het in werking treden van deze wet is aangevangen, is het vroegere recht van toepassing.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Beatrix
De Minister van Justitie,
De Minister van Justitie,